Reynaert – Fruit – Alkibiades – J. P. Coen – Hoevinudie?

Reynaert – Fruit – Alkibiades – J. P. Coen – Hoevinudie?

Dé Reynaert
Met veel bewondering en genoegen heb ik een dikke pil in me opgenomen: Dé Reynaert van Frits van Oostrom. Het accentteken op Dé is terecht: Onze Nederlandse (Vlaamse) weergave van het algemeen bekende Reynaertverhaal (gebaseerd op twee teruggevonden grondteksten) is verreweg de knapstgeschrevene en diepgaandste van de vele veelvormige edities. En Van Oostrom weet er alles van: hij leefde ermee, speurde ernaar tot in de puntjes en beschreef en beheerste dit topstuk van onze middeleeuwse literatuur. Wat een bekwame en geleerde schrijver! En wat een boek dat alle andere boeken over dit onderwerp in zekere zin overbodig maakt!

Fruit
De warme dagen van dit jaar, van deze zomer, zijn voorbij, de r is in de maand. Onze tuin heeft door de vele zonnige dagen veel fruit ontwikkeld: appelen, peren, pruimen, (kruis)bessen, kersen en druiven. Geen noten, want daar zijn desbetreffende bomen voor nodig en die hebben we niet. Men zegt dat een goede fruitopbrengst afhankelijk is van bijen, vlinders, insecten en andere bevruchters, maar ik denk dat een goede fruitopbrengst nog meer komt door zonnig weer en zo nu en dan regen. En die waren er.

Alkibiades
Nog een pil: Alkibiades van Ilja Leonard Pfeijffer (943 blz.). Je moet er even in komen: de schrijver is een romanticus met allerlei eigen vormen van stijl, maar het verhaal is informatief en goed bedacht tegelijk. Elke gymnasiale kwajongen krijgt in zijn opleiding stiekem een soort nieuwsgierigheid mee: wie was eigenlijk die begaafde boef die je -zeker op een seminarie- niet mag navolgen? Ik ben nog lang niet klaar met het lezen van dit boek, maar geniet al van de inhoud en de verhaalkunst. En het is nog leerzaam ook: de komende Nederlandse regering zou er bij het streven naar meer (beschaafde) democratie gebruik van kunnen maken om te weten hoe het niet moet en hoe het zou moeten worden. Valt er van Pfeijffer voor de nieuwe generatie kamerleden en kaderleden wat te leren? En van Alkibiades? Wie weet…

J. P. Coen?
Binnenkort barst in Hoorn weer de (al eerder gaande geweeste) Coen-discussie los. Het nieuwste nummer van Oud-Hoorn, het blad van onze Historische Vereniging, luidt alvast de klok met een uitstekend artikel van Arnoud Schaake waarin een aantal historische gegevens zijn verwerkt en door de uitslag van een soort enquête onder haar leden over de plaats waar het uit 1893 stammende Coenbeeld van de Rode Steen zou moeten staan nu de reputatie van de voormalige Hoornse topper in duigen ligt. Het beeld zelf wordt als romantisch kunststuk wel gewaardeerd -zeker nu er een kritisch bijschrift bijgeplaatst is- maar de man die het voorstelt heeft volgens sommigen -waaronder ik- geen recht op de voornaamste plaats van Hoorn. Zo’n plek is immers een eerbetoon. Mijn motivatie wordt in het enquêteverslag samengevat en mijn voorstel om het beeld te verplaatsen naar het pleintje vóór het museum en het op de opengevallen plek door een fontein met het wapen van Hoorn te vervangen, wordt keurig en objectief weergegeven. Volgens mij moet een standbeeld op een centrale plek niet alleen trots maar ook voorbeeldigheid uitstralen. Of is dat een rooms trekje van mij?

Hoevinudie?
Eentje van André van Duin (via de quizz Per seconde wijzer):
Als de haan niet kraait bij het morgenrood, gaat het regenen
of de haan is dood!