Lekdijk – kermis – theologie – goud? – Hoevinudie?

Lekdijk – kermis – theologie – goud? – Hoevinudie?

Lekdijk
Een paar weken geleden stond in Trouw een enthousiast verhaal over hoe je met bus 90 van Utrecht CS naar Rotterdam kunt gaan over de Lekdijk midden door het Zuidhollandse rivierlandschap. In mijn familiekring was er, met mij erbij, een groepje dat daar wel zin in had, maar dan vice versa, van Rotterdam Zuidplein naar de Jaarbeurshalte. Het was mooi weer en het werd inderdaad een bijzondere ervaring, vooral voor ons, die als oud-Onderdijkers veel herkenden van de vroegere dijkhuizen in ons ooit aan de Westfriese Omringdijk gelegen geboortedorp. Maar toch anders: een zeedijk annex slaperdijk is anders als een rivierbedding met uiterwaarden. En roomse West-Friezen zijn anders als teruggetrokken bewoners van de biblebelt. Wel viel ons op hoe nauwgezet men ook daar huis, erf en tuin onderhoudt, als ware het om mee te pronken. We dachten aan streekromans en aan de gedichten van Ida Gerhardt. We beleefden een boeiende vakantiedag. Een aanrader!

Kermis
Vroeger mochten we als kinderen naar vier kermissen: Onderdijk, Wervershoof, Medemblik en (soms) Hoorn. De laatste twee hadden vuurwerk: daar gingen we alleen naar toe ‘aan vaders hand’. De andere twee waren (toen?) vertrouwd genoeg om met vriendjes op af te gaan. Er was wel een voorwaarde: thuiskomen met ‘koningsbrood’ uit de snoepkraam voor moeder en (een) gerookte paling voor vader. Wat zou ik dat graag nog eens doen! Dulcis memoria!

Vaktheologie
Gistermorgen las ik in de column van J. J. Suurmond diens commentaar op het zomergastengesprek tussen Thomas Erdbrink en  Arjen Lubach. Hij had zich geërgerd aan de ondeskundigheid op theologisch gebied van beiden, terwijl ze ‘dat gebied’ wel betraden. Ik ben het met Suurmond roerend eens: in de media komt zelden een verstandig vaktheoloog aan de beurt. Bijna altijd wordt theologie daar teruggebracht tot iets kerkelijks of iets cultureels en daarmee afgedaan als iets ‘van vroeger’ of als iets waar mensen onder geleden hebben en nu gelukkig overheen raken. Als het over natuurwetenschap gaat of over politiek e.d. is kennis van zaken een vanzelfsprekend vereiste, maar als het op theologie aan komt, neemt men genoegen met bevooroordeelde buitenstaanders zoals kunsthistoricus Bodar, Amerikanist Van Rossem of pseudo-biblicus ‘T Hart. Er zijn toch wel bijdetijdse vaktheologen en exegeten die hun woordje kunnen doen?

Goud?
Wat een verbazende verdeling van de Olympische medailles deze keer: de ‘gevestigde orde’ grijpt er (soms) naast en de ‘onverwachtsen’ komen op het podium. Ik heb bij dit gebeuren een driedubbele ervaring: 1. sport blijft een spel: de uitslag is vooraf nooit helemaal zeker, 2. bekendheid in de media geeft nogal eens een vals beeld van de werkelijkheid, 3. vakkundige voorbereiding is onontbeerlijk en zonder die kom je er niet, maar toch is ze is geen garantie omdat er zich altijd ‘onverwachtse omstandigheden’ kunnen voordoen, zoals een pols of een lies of iets in de relationele sfeer. Spannende spanning dus!

Hoevinudie?
Meisje: Mamma, wanneer ben ik groot?
Mamma: Als er jongens naar je kijken.
Meisje: Waarom kijken ze?
Mamma: Omdat ze je leuk vinden!
Meisje: Is groot zijn dan leuk?
Mamma: Ik vind van niet.
Meisje: Zullen we ruilen?
Mamma: Dat wil ik je niet aandoen!