Denemarken – Donor – Dierpesten – DE Agave? – Dode Zee-rollen

Denemarken – Donor – Dierpesten – DE Agave? – Dode Zee-rollen

Denemarken
Mijn ‘grote vakantie’ zit erop. Mijn zus en ik gingen mee met een groepsreis per bus naar Denemarken. Die was van begin tot eind een succes. Originele en deskundige reisleiding, niet irritant gezelschap, puike hotels met keurige kamers en heerlijk eten, boeiende excursies (o.a. naar Zweden per boot en per brug), prachtig weer voor veel natuur en stadsterrasjes. Eindelijk weet ik nu het nodige over Vikingen (= varende Noormannen) o.a. dat je ‘Wiking’ moet uitspreken en ‘Kierkequeur’, dat Rusland ‘roversland’ (of: ‘roodharigenland’ of ‘roeiersland’) betekent en dat de rooftochten o.a. veroorzaakt werden doordat alleen de oudste zoon het volledige erfrecht had en zijn broers en zusters dus na de dood van hun ouders maar moesten gaan varen, stelen of bedelen om niet te verhongeren. Gelukkig werden de rooftochten later omgezet in handelscont(r)acten zoals de Hanze. We reisden met de OAD-reisorganisatie. Aanbevolen!

Donor
Na mijn Scandinavië-reisje moest ik mijn paspoort gaan verlengen. Op ons stadhuis werd ik tot mijn verbazing -ik heb het vroeger anders meegemaakt!- zonder afspraak vlot en keurig geholpen: zelfs mijn pasfoto werd goedgekeurd. Wel werden bijna al mijn vingers opgeroepen zich te laten afdrukken, maar ook dat gaf geen problemen. Soms blijkt de wereld vooruit te zijn gegaan! Op de balie waar ik werd geholpen, lagen gratis -met gefrankeerde envelop- donorregistratieformulieren beschikbaar waar ik een exemplaar van heb meegenomen. Ik heb me een paar jaar geleden nogal verdiept in de achtergrond ervan, maar me tot nu toe nog niet als donor aangemeld. Maar ik ga dat nu doen. Lichamelijk mogen anderen -tenminste als ik dood ben- alles van me gebruiken, geestelijk vertrouw ik me aan dé Ander toe!

Dierpesten
Vroeger leerde ik dat dieren sterven en alleen mensen kunnen overlijden, omdat dit laatste woord etymologisch ‘overgaan naar een ander leven’ betekent. In verband daarmee dacht ik dat het opkomen voor dieren iets van deze tijd was. Laat ik nu vorige week een hele stapel bidprentjes uit de vorige eeuw toegespeeld krijgen -in allerlei kleuren (de meeste zwart-wit) en stijlen- waartussen er een zat voor een ‘overleden’ dier! Op de voorkant stond in Hummelstijl een jongetje dat een kikker aan het opblazen was maar dat door een engeltje werd terechtgewezen met (als tekst onder de afbeelding): “Quäle nie ein Tier zum Scherz, denn es fühlt wie du den Schmerz!”. Ik ga het opsturen naar de Partij voor de Dieren!

Dé Agave
Soms word je onderuitgehaald door de werkelijkheid. Sinds ik de agave in mijn tuin iets bijzonders vond (zie mijn nieuws van 4 juli jl.) zie ik overal waar ik langs kom agaves opduiken. Soms -zoals in Heerhugowaard- nog mooier en bijzonderder dan die van mij. Ik leer er twee dingen van: 1. Je verbeelding bedriegt je soms en de werkelijkheid laat dan zien dat zij de baas is. 2. Als je plotseling ergens -waardoor dan ook- erg gevoelig voor wordt, zie je bijna overal wel iets wat daar mee te maken heeft.

De Dode Zee-rollen
In mijn studiejaren waren de ‘Vondsten in de woestijn van Juda’ dé ontdekking op bijbelgebied. Terecht! We hadden vanaf dat moment bronteksten van duizend jaar ouder dan tot dan toe en de geestelijke levensomstandigheden van Jezus kwamen in een heel ander licht te staan. Naar aanleiding van de tentoonstelling in Assen van enkele fragmenten ervan ging ik een dagje naar de Drentse hoofdstad, ook al had ik de echte rollen indertijd in Jeruzalem gezien. Hieronder volgt een korte samenvatting van waar het in deze over gaat. Ik heb het zo kort en duidelijk mogelijk samengevat, want de boeken erover lopen vaak uit in uitwaaierende details die de zaak onoverzichtelijk maken.

Dode Zee-rollen
In het prille voorjaar van 1947 raakte een Palestijnse herdersjongen, in 1931 geboren als zoon van een bedoeïenenfamilie in Bethlehem, bij de grotten van Qumran aan de Dode Zee (ruim 12 kilometer ten zuiden van Jericho in het tegenwoordig door Israël bezette voormalig Jordaanse gebied) een van zijn dieren kwijt. Hij heette Mohammed El Dib, bijgenaamd ‘de wolf’, en moest dus op zoek. Hij klauterde naar een opening in de rotswand -zijn neef Juma had al eerder ontdekt dat die ruim genoeg was om een mens of dier door te laten- en gooide er een steentje in om het verloren beestje er eventueel uit te drijven, maar hoorde dat hij daarmee vermoedelijk een soort stenen vaas verbrijzelde. Naar binnen gegaan zag hij de brokstukken en de inhoud: een aantal perkamenten boekrollen, al met al zeven, ook in andere kruiken. Hij nam zijn vondst niet meteen mee -en of hij zijn verloren dier heeft gevonden, vermeldt de historie niet!- maar vertelde erover toen hij thuiskwam. Daags erna ging hij met enkele vrienden op nader onderzoek. Ze namen de zeven rollen mee (er waren meer kruiken te zien, maar die lieten ze voorlopig ter plaatse) en verkochten er vier aan een Bethlehemse winkelier, Kando Shahin, een Syrische christen, in april 1947. Deze vermoedde dat het om iets bijzonders ging en nam via een Syrische collega in Jeruzalem contact op met de Syrisch-orthodoxe aartsbisschop Athanasius Samuel in het Markosklooster van Oost-Jeruzalem. Deze zag in dat er van een unieke vondst sprake was en dat er dollars mee te verdienen waren, zoals dat wel meer gebeurd was -en nog gebeurt!- met Oosterse antiquiteiten. Amerikaanse geïnteresseerden kochten ze inderdaad en stelden ze in 1948 beschikbaar aan de deskundige John Trever van het Palestinian Archeological Museum (bijgenaamd ‘Rockefeller Museum’) in Oost-Jeruzalem. De andere drie rollen kwamen terecht bij een Palestijnse antiquair Salahi. Hij zocht contact met de geleerde professor E. L. Sukenik sr. van de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem en deze kocht ze voor de bibliotheek daar. Zijn zoon wist in 1954 ook de vier andere rollen te bemachtigen met geld van de staat Israël en zo zijn de zeven eerstgevonden Qumrangeschriften weer bijeen, nu als staatseigendom inmiddels opgenomen in het speciaal voor alle Dode Zee-rollen gebouwde ‘Shrine of the Book’-museum in Jeruzalem.

Uiteraard is men vanaf 1947 -vooral gestimuleerd en vanaf 1951 gecoördineerd door de Franse hoogleraar-dominicaan Prof. R. de Vaux van de École Biblique in Jeruzalem- verder gaan zoeken. Tot de bezetting van het gebied door Israël in 1967 hield de Jordaanse regering toezicht en kwamen de vondsten terecht in Oost-Jeruzalem, daarna controleerde de Joodse staat de gang van zaken en kwam het tot het definitieve, zeer indrukwekkende museum waarvan de dakkoepel verwijst naar de kruikdeksels en naar de beschermende functie van het gebouw.
In de eerste grot werden al met al zeshonderd tekst(fragment)en in kruiken gevonden (pas in 1949 was echt alles uitgeruimd) en daarna zijn er nog tien nieuwe grotten leeggehaald: in 1952-1954 vier met resp. 33, 15, 575 en 26 teksten -waarbij in grot III op 14 maart 1952 een koperen rol werd ontdekt en in grot IV in augustus 1954 nota bene 575 teksten (200 bijbelse) aan het licht kwamen, waaronder het zgn. Damascusdocument- en in 1954-1955 vijf met resp. 31, 19, 5, 1 en 1 rollen. Grot VII bevatte vooral Griekse teksten. Er waren ook papyrusrollen bij. Op 11 februari 1956 gaf grot XI als laatste haar schatten af: 30 rollen waaronder de beroemde ‘tempelrol’.
Tot nu toe zijn er ongeveer 900 rollen gereconstrueerd, 200 ervan bevatten bijbelteksten. De andere bewaarden aan het Oude Testament verwante geschriften en teksten die de Essenen betreffen of andere Joodse groepen, zoals Zeloten, Messiasverwachtenden, reinigingsritualisten of groepen die (door de Romeinse dreiging?) het einde van de wereld verwachtten. De Qumrangrotten leken hun in de angstige jaren zestig van de eerste eeuw van onze jaartelling een niet te vinden tijdelijke schuilplaats voor hun kostbare bibliotheek, die misschien bij het tempelcomplex van Jeruzalem behoord heeft en rollen bevatte die tussen ongeveer 250 vóór en 50 ná Christus werden volgeschreven. Of hoorden ze thuis in het niet ver van de grotten gelegen Qumran-‘klooster’complex? Allerlei literaire genres vindt men terug in de erin gebruikte Hebreeuwse, Aramese of Griekse taal.

Waarom zijn deze vondsten zo van belang? Vergelijkbaar met de ontdekking van het graf van Toetanchamon of het terra cotta-leger van Xi’an? Omdat de bijbelwetenschap zich tot 1947 -op een enkel fragment na- moest baseren op zgn. Masoretische handschriften (die niet ouder waren dan ruim duizend jaar) en door de Qumran-vondsten teksten van duizend jaar eerder in handen kreeg. En omdat ons idee van de toenmalige Joods-Romeinse wereld en dus van de tijd van Jezus zich door die vondsten grondig heeft moeten corrigeren en veel meer historisch verantwoord is geworden. Het vroegere ‘plaatsen’ van de bijbelse teksten is er fundamenteel door overhoop gehaald, niet alleen van het Oude Testament -nu weet men zeker dat men niet te maken heeft met door middeleeuwse overschrijving en invoeging gecorrumpeerde grondteksten- maar ook van het Nieuwe Testament, omdat de Dode Zee-rollen stammen uit de wereld waarin de historische Jezus geleefd heeft en daar een weerslag van zijn.

Er waren nogal wat Nederlanders onder de eerste bestudeerders van de Qumran-vondsten. De dominicaan Jan P. M. van der Ploeg, bijbelprofessor van Nijmegen, was er al bij toen aartsbisschop Athanasius zijn slag sloeg, ook al zag hij -tot zijn latere spijt- de waarde ervan toen nog niet in. In 1961 verwierf de Groningse professor/dominee Adam S. van der Woude voor ZWO-Nederland het publicatierecht van de teksten van grot XI (die daarom ‘the Dutch Cave’ wordt genoemd). In dat jaar richtte hij in verband daarmee het Gronings Qumran Instituut op samen met Van der Ploeg’s opvolger F. Martinez. Inmiddels heeft daar Mladen Popovic de leiding. Aan hem is het te danken dat de staat Israël toestemming heeft gegeven een zestiental fragmentjes van de rollen ten toon te stellen in Assen. Uit dankbaarheid voor de inzet van Nederlandse geleerden bij het verwerken van dé bijbelvondst van de vorige eeuw.