ElfstedenMaarten – Drie kosters – Geboortekaartje – Vertalen – Hoevinudie?

ElfstedenMaarten – Drie kosters – Geboortekaartje – Vertalen – Hoevinudie?

Elfstedenzwemtocht
Met bewondering heb ik de verrichtingen gevolgd van Maarten van der Weijden: de elfstedentochtzwemmer. Afgezien van zijn troefkaart: de populariteit van de door de zachte winters bedreigde Friese schaatstocht om te zetten in een zomerse zwemprestatie ten bate van de kankerbestrijding, heb ik groot respect voor zijn dag en nacht doorzwemmen, nu met uitstekend resultaat. Ik heb me voorgesteld dat ik zelf zoiets zou hebben geprobeerd. Ik beeldde me in hoe ik me gevoeld zou hebben als ik -terwijl iedereen naar bed ging- de nacht zou moeten doorkomen in het water, in het toenemende donker, in het langdurige niet stilvallen. Ik werd er -zelfs in mijn verbeelding- doodsbang door. En die Maarten bleef maar vriendelijk lachen en beweerde dat hij genoot!

Drie kosters
Afgelopen zaterdag was ik present bij de crematieplechtigheid van de derde koster die in mijn leven een vertrouwde figuur is geweest: Cees Wijnker van de Hoornse koepelkerk. Toen ik als jongen van een jaar of zeven in de meidagen van 1945 misdienaar was geworden bij de pastoor van Onderdijk, werd me al gauw duidelijk dat deze meer geestelijk dan praktisch was ingesteld en dat het regelen van de kerk als gebouw bij koster Kees Grent (wij noemden hem Kreel) in goede handen was. ‘Koster’ -zo leerde ik later op het seminarie- komt als woord van het Latijnse ‘custos’ of ‘custor’, wat ‘bewaker’ of ‘beheerder’ betekent. Nou, zo herinnert zich hem menig Onderdijker. Het bijzondere van hem was dat hij speciaal kon genieten van een sterk verhaal of een humoristische anekdote en die zelf ook graag vertelde. Ik mocht een tijdje zijn hulpkoster zijn. Een compliment van hem voelde als een compliment van de pastoor of van mijn vader.
De tweede koster die ik van nabij meemaakte was Toon van Kleef van de Engelbewaarderskerk in Hoorn-Noord. Hij kwam elke dag op zijn brommer uit de binnenstad (Geldersesteeg) naar zijn gewijde werkplek, soms met een van zijn zoons als er een feestdag op komst was. Hij was voor mij als pastoor een betrouwbare steun en adviseur. Samen met Mevr. Annie Wester-de Vries. Ik was elke dag blij met hem. ‘Je kon op hem aan.’ zegt men in het Westfries.
De derde koster die ik -op enige afstand- meemaakte, hoorde meer bij de Hoornse koepelkerk. Cees Wijnker, die we dus vorige week uitgeleide hebben gedaan. Hij was echt een beheerder en bewaker van dit monumentale gebouw en kon met iedereen omgaan: met geestelijken en met praktische vakmensen. Cees hoorde erbij te zijn als er wat te doen was in en om de kerk en dat was hij ook: steeds bereid om een klus te klaren. Er waren rond hem altijd veel vrijwilligers aktief. Gelukkig heeft hij nog een mooie pensioentijd gehad, maar nu hoort ook hij tot de verleden tijd.

Geboortekaartje
Van de week kreeg ik zowaar weer eens een geboortekaartje. Een neef van me -zoon van mijn zus en zwager- en zijn vrouw zagen hun wens vervuld: een stevige zoon naast hun levendige dochter. Het plaatje op de voorkant -een kleurrijke tekening speciaal voor bij deze gelegenheid gemaakt- heeft me zeer ontroerd: een polderschuit vaart tussen de bollenvelden -met een vader en moeder achter de schuitmotor en aan het roer- het water van de wijde wereld in waar een fuut (met jongen op haar/zijn rug) zwemt en een kano met peddel drijft en op de wal een hond en een kat spelen bij een kindertuintje met de namen van de twee kinderen die, in de boot meevarend, wuivend en met hartenballonnen in de lucht enthousiast het leven en de mensen begroeten. De levenslust spat eraf! Binnenin staat een gedicht over welkom en startklaar. Het leven roept je! Fantastisch!

Vertalen
Enkele dagen geleden kreeg ik een vriendelijke mail van een vertaler. Hij had op mijn site (deze) mijn vertalingen van De Sequensen gelezen en was zelf bezig met een vertaling van het Lauda Sion. Hij vroeg me naar mijn ervaringen. Ik heb hem teruggeschreven dat vertalingen haast altijd bewonderaars en afkeurders treffen. Er is altijd wel een groep instemmers naast een groep die de aanpak van de tekstomzetter verfoeien. Sommigen zweren bij een zo exact mogelijke grondtaalgetrouwheid, anderen genieten van een vlot en vrijmoedig soort Nederlands. Bij het vertalen van geestelijke liederen hecht men nogal eens aan een soort traditionele terminologie, terwijl experimentele vertaaldichters meer loslaten dan navolgen. Bovendien: vertalingen zijn tijdgebonden: ze verouderen zoals de taal veroudert en dus is er altijd behoefte aan een nieuwe weergave. ‘Trouw’ vertalen leidt soms tot flauw vertalen. Wie is de baas: de begindichter of de omzetter? Over zoiets ben je niet zo gauw uitgepraat!

Hoevinudie?
Hamlet: 2B or not 2B.