ll De
Tijd, het Leven en het Werk van Caspar Burman
Caspar
Burman leefde ongeveer evenveel jaren ná de tachtigjarige oorlog
die in 1648 te Munster werd besloten, als vóór de Franse Revolutie
die aan het einde van de achttiende eeuw uitbrak en die ook in ons land
tot een ander staatsbestel leidde. Hij leefde van 1696 tot 1755. In een
“rustige” tussentijd dus. De achttiende eeuw was -althans in
de eerste helft ervan- een tijd van bijkomen van het verleden: de vrijheidsstrijd
en de gouden eeuw, en een broedperiode naar de toekomst: het uitbreken van
allerlei opstandjes en crisisverschijnselen die uiteindelijk zouden leiden
tot de grote omwentelingen van rond het jaar 1800. Internationaal ging het
steeds meer om de overmacht tussen Engeland en Frankrijk en kwam de Republiek
aan de zijlijn te staan. Engeland verzette zich tegen annexatie van de Zuidelijke
Nederlanden, zodat die onder Oostenrijks bewind kwamen, door een barrièretractaat
van de Republiek gescheiden sinds de Vrede van Utrecht in 1713. Daarmee
kwam er een einde aan het anti-Franse bondgenootschap en werd het zelfs
bon ton de Franse cultuur na te bootsen zoals bijvoorbeeld blijkt uit de
verdere realisering van paleis ’t Loo, een nagemaakt klein Versailles.
De “regenten”, d.w.z. de rijke nazaten van de ondernemende families
uit de gouden eeuw die zichzelf de leidinggevende posities toebedeelden,
waren de oorlog moe en wilden zekerheid en veiligheid zonder te veel militaire
onkosten. De hegemonie in Europa ging op economisch gebied daarmee naar
Engeland, terwijl Frankrijk op cultureel terrein de toon zette.

De
familie Burman was zo’n regentenfamile. Caspars betovergrootvader
was (waarschijnlijk) Herman Burman in het Duitse Frankenland, zijn overgrootvader
Pieter kwam daarvandaan en was in in 1577 geboren in Frankental in de omgeving
van Keulen. Hij werd dominee, eerst in Leiden, later in Emmerik, en was
gehuwd met Josina Balde. Hij stierf in 1630. Hun zoon Frans, geboren in
Leiden in 1628, werd ook dominee en in 1662 professor in de theologie in
Utrecht, in 1671 in de kerkgeschiedenis. Hij huwde met Maria Heidanus en
kreeg drie zoons en een dochter. Hij stierf in 1679. Van zijn zoons werden
er twee hoogleraar: Pieter en Frans. De laatste, geboren in Utrecht in 1671
en dominee en professor aldaar, huwde met Elisabeth Thierens bij wie hij
negen kinderen kreeg, onder wie:JOHAN (Jan) in 1708, later botanicus in
Amsterdam, hoogleraar en gehuwd met Adriana van Buuren, wiens zoon Nicolaas
Laurens (geboren te Amsterdam in 1734) in 1769 zijn vader opvolgde als hoogleraar
botanie, huwde mer Anna Maria Verkolje in 1770 bij wie hij veel kinderen
kreeg, en stierf in 1793, verder: FRANS in eveneens 1708, die in 1743 hoogleraar
theologie en kerkgeschiedenis werd in Utrecht, nadat hij eerst dominee was
geweest in Katwijk en Nijmegen en die stierf in Wassenaar in 1793, daarnaast
PIETER die in 1713 als jongste werd geboren en zich junior of secundus liet
noemen om zich te onderscheiden van zijn beroemde oom (die volgt hierna)
en die hoogleraar en bibliothecaris werd in Franeker, Utrecht en Amsterdam,
huwde met Maria Elizabeth van der Streng met wie hij in 1755 of 1756 een
zoon Frans kreeg die zich aan de Latijnse dichtkunst wijdde. Deze Pieter
stierf te Amsterdam in 1778 en gaf veel van de teksten uit van zijn beroemde
oom Pieter. Naast de genoemden had hij o.a. een broer die ABRAHAM heette,
van wie weinig bekend is. Maar
de beroemdste van de Burman-familie was de andere en oudste zoon van de
eerste Frans: Pieter, de grote rechtsgeleerde. Geboren in Utrecht in 1668
nam hij enige afstand van de dominees van zijn familie en van dominees in
het algemeen en werd na zijn rechtenstudie filoloog. Hij werd magistraat
en hoogleraar in Utrecht in 1696 en in Leiden in 1715. In 1725 werd hij
bibliothecaris van de universiteit aldaar.Tevens was hij aktief in de advocatuur
en in het belastingadviseurschap. Hij maakte vele wetenschappelijke reizen
en stierf in 1741. Hij was gehuwd met Eva Clotterbooke en kreeg tien kinderen
van wie er maar twee een wat langer leven beschoren was: FRANS, die in 1694
te Leiden werd geboren, het tot de militaire rang van kolonel bracht en
in 1724 tot vroedschapsraadslid in Utrecht. Hij stierf aldaar kort na 1761.
En CASPAR naar wie in deze scriptie onze aandacht bijzonder uitgaat vanwege
zijn boek over Hadrians VI. Deze spreekt in zijn werk vaak over zijn beroemde
vader (b.v. Hadrianus VI, praefatio: tweede, negende en veertiend pagina,
blz.2 noot, blz.20 noot, blz.63 noot, blz.133 noot, blz.232 noot etc.),
hij geeft hem verscheidene epitheta, zoals “venerandus” en “optimus”,
en laat duidelijk uitkomen dat zijn vader hem bij dit boek geholpen heeft.
Caspar
Burman werd geboren op 12 april 1696 te Utrecht en huwde op 8 september
1716 met Anna Maria de la Bassecour, bij wie hij vier langer levende kinderen
kreeg, twee zoons en twee dochters. De oudste, Jacob Fabricius, werd raadsheer
in het hof van Brabant. Caspar was deskundig in de Vaderlandse Geschiedenis
en werd in 1724 vroedschapslid en wat later schepen en burgemeester van
zijn vaderstad Utrecht waar hij de geschiedenis van bestudeerde en waarvan
hij vooral de beroemdheden door zijn geschriften in ere heeft willen houden.
Ook werd hij Statenlid van Utrecht en lid van de Staten Generaal. We herkennen
in deze gegevens de hechte verbintenis tussen het recht, de theologie en
de filologie, de geschiedenis en het bestuur die de naam van een achttiende-eeuwse
familie zeer ten goede kwam, nog afgezien van de huwelijken met vrouwen
van Franse afkomst en met adellijke namen, de relaties met het leger en
de woonplaatsen Leiden, Utrecht en Amsterdam. Hijzelf stierf te Kamerijk
op 22 augustus 1755, zijn vrouw overleefde hem tot 10 januari 1771. Hij
is een prachtig voorbeeld van een achttiende-eeuwse persoonlijkheid: afkomst,
leefmilieu, ontwikkeling, karakter, carrière, image: ze laten niets
te wensen over. Hij was gereformeerd in de oude betekenis van het woord
maar niet eenkennig zoals vooral uit zijn pausboek blijkt. Deze
Burman (ook hij, de chauvinist, bezweek voor de classicistische mode door
zich “Casparus Burmannus” te noemen, maar een Latijnse naam
en een hoofdzakelijk Latijns boek was natuurlijk ook geschikter t. b. v.
een internationale verspreiding) heeft drie boekwerken op zijn naam staan:
Hadrianus VI, waarover hierna, 1727; Trajectum Eruditum 1738 (biografiën
van vooraanstaande Utrechtenaren) en de “Utrechtsche Jaarboeken van
de vijftiende eeuw”, in drie delen, 1750-1754. Uit alles blijkt dat
hij Utrechtenaar was op het chauvinistische af: hieruit is ook zijn bemoeienis
met Adriaan Florensz. uit Utrecht te verklaren.

portret van een 18de eeuwer:
Johan Burman, botanicus, neef van Casp |
 |

Adriaans geboortehuis |
|
|
|